There had ris'n the Moghul Empire
From the glowing ashes and fire
Of the Battle of Panipat,
When in a southern Brahmin's hut |
Toen het Moghulrijk was verrezen
Uit de gloeiende as en het vuur
Van de Slag van Paaniepat
Werd in de hut van een brahmaan uit het zuiden |
Was born a lad that blew again
The Vedantic bugle amain,
And stirred from slumber and from sloth
With the urge of righteous wrath |
Een jongen geboren die onstuimig
Weer de hoorn van Vedanta blies
En die uit hun sluimer en slaap
Met de drift van gerechtvaardigde toorn |
The guardians of the Vedas,
Heirs of the Upanishads,
And made them stand alert intent
To hear the tune of sad lament |
De behoeders van de Vedas,
Erfgenamen van de Oepanishads, opwekte.
Met nauwlettende aandacht liet hij hen
Luisteren naar de wijs van het droevig gejammer |
Break forth from India's anguished soul.
No longer may they sprawl and loll
On downy beds of idleness,
Complacent with their past greatness |
Dat opwelde uit India's gekwelde ziel.
Niet langer mochten ze onachtzaam talmen
Op comfortabele bedden van ijdelheid,
Ingenomen met hun voorbije grootheid |
When loud the manly bugle blared,
And the need for action declared.
The great Appayya Dikshitar
Was a saint, a sage and scholar. |
Hij die luid de mannelijke hoorn schalde
De nood aan handeling verkondigend.
Was de grote Appaya Diekshitar
Een heilige, een wijze en geleerde. |
He it was the clarion sounded,
Our hearts then with éclat bounded;
He it was that called in that age
To us to guard our heritage. |
Van hem was het hoorngeschal
Dat onze harten heftig te keer deed gaan;
Hij was het die voor ons de tijd inluidde
Voor het behoeden van onze erfenis. |
Versed was he in philosophy,
And e'er did he win the trophy
In duels and combats of learning,
Leaving, savants with shame burning. |
Beslagen als hij was in filosofie
Was hij het die altijd de trofee won
In geleerde debatten en toen hij vertrok
Brandden geleerden met schaamte. |
In rhetoric peerless was he,
And his fame Pundits did envy
And on him much mud they slung;
The aspirants to him they clung. |
In retoriek was hij weergaloos;
Pandits benijdden hem zijn faam;
Ze gooiden massa's modder tegen hem aan;
Maar zoekers hechtten zich aan hem. |
Sweet in praise, of Siva he sang
Hymns that with rich melody rang,
And devotees still love to sing
Hymns by him, among poets a king. |
Zoet in lofzang, over Shiva zong hij
In hymnen met rijke melodie,
Die toegewijden nu nog met liefde zingen;
Hymnen van hem, onder dichters een koning. |
For aspirants and learned men,
With learned skill and acumen,
The four schools of thought he surveyed,
And their tenets to all conveyed |
Voor zoekers en geleerden,
Met geleerde handigheid en inzicht
Onderzocht hij de vier filosofische scholen.
En droeg aan allen hun grondbeginselen uit |
In learned treatises and books,
Unblemished by jaundiced looks,
And in commentaries bejewelled,
With Vedic wisdom unexcelled. |
In geleerde verhandelingen en boeken,
Door vooringenomenheid onbezoedeld,
En in commentaren getooid
Met onovertroffen Vedische wijsheid. |
Like a golden ring on the spire
Of the Vedantic shell of fire,
Appayya Dikshitar did glisten
Among the wheel of lesser men. |
Als een gouden ring op de torenspits
Van de vuurtoren van Vedanta
Schitterde Appaya Diekshitar
Onder de kring van mindere mensen. |
Once to Tirupathi the sage
Went on a lonely pilgrimage,
And there the Mahant to him told:
"Enter not the fane; it can't hold |
Eens ging de wijze naar Tiroepathi
Op een eenzame pelgrimstocht
Waar de mahant tegen hem zei:
"Ga de tempel niet binnen; hij ontvangt |
Within its precinct a Saivite;
To enter here you have no right."
Wrath was the saint and quietly he
By occult power did o'ernight change |
Op zijn terrein geen Shaivite;
Ge hebt geen recht hier binnen te gaan."
Vergramd was de heilige en in stilte
Veranderde hij 's nachts door occulte kracht |
The fane's image of Lord Vishnu
To Siva. The Mahant turned blue
When in the morn he, aghast, saw
Vishnu's image changed to Siva. |
Het tempelbeeld van Heer Vishnoe
In Shiva. De mahant werd lijkbleek
Toen hij 's morgens met ontzetting zag
Dat het beeld van Vishnoe nu Shiva was. |
To the great sage he now did run
And of him humbly beg pardon,
And asked the image be restored
To the shape he loved and adored. |
Hij liep op de grote wijze toe
En vroeg hem nederig om vergiffenis
En smeekte het beeld weer te veranderen
In de vorm die hij liefhad en aanbad. |
Such was the great saint Appayya,
An incarnation of Siva,
Whom men still love and have reverence
For his wisdom and intelligence. |
Dit was de grote heilige Appaya,
Een belichaming van Shiva,
Die mensen nog steeds met liefde vereren
Voor zijn wijsheid en intelligentie. |